Gillis Van Attenhoven, die reeds gestart was met het inpolderen van het laagland naast de Schelde, kreeg in 1248 van de bisschop van Luik het tienderenrecht en de toestemming om een parochiekerk te bouwen. Kort hierna situeert zich de bouw van de toren.

De kerk zelf is een pseudo-basiliek uit de 15e eeuw met een mogelijke kern uit de 13e eeuw, en voorzien van een omheind kerkhof.

De kerk onderging de kwalijke gevolgen van diverse gebeurtenissen:

    • leeggeplunderd tijdens de tachtigjarige oorlog (1568-1648)

    • geteisterd door dijkbreuken in 1585, 1680 en 1682

    • vernieling van de nog onvoltooide spits in 1727, hersteld in 1759

Eveneens in de 18e eeuw werd het rococco-tongewelf aangebracht en het hoofdaltaar aangekocht, afkomstig van het Engels theresianenklooster van Antwerpen (afgeschaft door Jozef II).

In de 19e eeuw werd de Kerk terug in orde gebracht: nieuwe vloeren, herstelling van de toren, vernieuwing van de zuid-sacristie, vervanging van ramen, de oprichting van de noord-sacristie en vernieuwing van de zij-altaren.

De "vijanden" van de Kerk in de 20e eeuw waren:

    • stormen in 1921 en 1926

    • twee wereldoorlogen

    • verval door gebrek aan onderhoud na de sluiting in 1972

    • diefstal uit de preekstoel van houten medaillons en St.-Hubertus met het legendarische hert

De doopvont uit 1609 is verhuisd naar de nieuwe kerk in 1972.

Na deze periode van verval werd in 1996 gestart met de renovatie van de vierkant westertoren in witte Ledesteen. Deze toren vertoont overhoekse steunberen tot de 4e geleding en is gedekt met een geknikt tentdak.

Het schip heeft drie traveeën en bestaat uit 3 beuken, gescheiden door spitsbogen op zuilen in witte natuursteen, met een achthoekige sokkel en bladkapitelen, hersteld in 1997. De transepten hebben één travee met vlakke sluiting.

Bij de restauratie in 1997 werd in het schip en de zijbeuken het kruisribgewelf met zijn geprofileerde balken blootgelegd. Het sterk gehavende hoogzaal wordt bij de binnenrestauratie eveneens vervangen.